De nadelen van de industriële revolutie

De industriële revolutie bracht natuurlijk niet enkel voordelen met zich mee. Er is immers een heel lange lijst van de schaduwkanten te benoemen. Te beginnen met de bittere armoede waarin de arbeiders in de beginperiode van de industriële revolutie moesten leven. Er was in die tijd nog geen sprake van sociale zekerheden en arbeidsvoorwaarden. Arbeiders waren daarnaast niet vertegenwoordigd in de politiek, wat binnen de beleidsvorming tot grote problemen leidde.

Door het ontbreken van goede arbeidsvoorwaarden werkten er tussen 1850 en 1860 bijvoorbeeld zo’n 500.000 kinderen in de fabrieken. Dit werk was al zeer gevaarlijk en erg ongezond voor volwassenen, laat staan voor kinderen. De kinderen kregen hierdoor niet de kans om naar school te gaan, gezien hun ouders ze naar de fabrieken stuurden. Ze hadden immers geen keuze, want door de grote armoe was elke stuiver die verdiend kon worden door een gezinslid van grote waarde. Kinderen verdienden destijds gemiddeld 50 tot 70 cent per week, wat volledig afgestaan moest worden aan de huishoudpot van het gezin. Om een indruk te geven; brood kostte in die dagen al 70 cent. Je kunt je dus ook wel voorstellen dat grote gezinnen in die tijd de standaard waren. Want, hoe meer handen, des te meer werk er verricht kon worden.

Vrije dagen hadden de kinderen nauwelijks, en werkdagen van twaalf tot vijftien uur per dag waren niet ongewoon. Dit, gecombineerd met het zware, gevaarlijke en eentonige werk, leidde meer dan eens tot bedrijfsongelukken waarbij kinderen ledematen verloren of zelfs de dood vonden.

>Je kunt wel stellen dat de industriële revolutie het leven van de mensen volledig op zijn kop zette. Ondanks dat slechte werk- en leefomstandigheden destijds niets nieuws waren, namen ze in de negentiende eeuw in ernstige mate toe. Fabrieken werden te pas en te onpas uit de grond gestampt. Dit begon in eerste instantie in Engeland, en werd later in de rest van Europa en de wereld een gangbare aangelegenheid. Dat lang niet iedereen van deze productiegroei profiteerde mag wel duidelijk zijn.

Urbanisatie zorgde ervoor dat steden met een sneltreinvaart groter en groter werden. Mensen woonden vaak vlakbij de vervuilende fabrieken, letterlijk onder de rook van de industriedampen. Deze arbeiderswijken bestonden voor het overgrote deel uit sloppenwijken. Een woning was doorgaans niet meer dan een één- of tweekamerappartement, gevestigd in een gebouw dat meer weg had van een kazerne dan van een huis. In deze kleine woningen leefde men met het hele gezin. Waterleiding en riolering waren zeer gebrekkig of ontbraken in zijn geheel. Dit maakte de kans op besmettelijke ziekten uiteraard aanzienlijk groter.

Fabrieken waren standaard een onveilige en onhygiënische plek met veel ongelukken als gevolg. En doordat er aan het begin van de industriële revolutie meer arbeiders waren dan dat er werk was, konden de fabrikanten hier flink misbruik van maken. Lage lonen en lange werkdagen waren gewoon. En wanneer je dit weigerde, waren er tien anderen voor jou die er wel toe bereid waren. Het was kiezen of delen om te overleven.

kheera