In de 19e eeuw waren er verschillende uitvinders die ervan droomden om een automobiel te bouwen. In 1886 was het eindelijk zover: de Duitser Gottlieb Daimler wist een omgebouwde koets aan te drijven met een verbrandingsmotor terwijl de Duitser Karl Benz een octrooi kreeg op de eerste automobiel ter wereld: een auto met drie wielen.
Alleen voor de rijken
Het heeft een behoorlijke poos geduurd eer een auto voor iedereen betaalbaar was. Vroeger kostte het een arbeider ongeveer een of twee jaarsalarissen om een auto te kunnen bemachtigen, dus dat was zeker niet voor iedereen weggelegd. Alleen de rijke families konden zich in feite een auto permitteren. Ook waren er in die tijd nog geen auto’s met een speciale bedrijfswageninrichting zoals je die vandaag de dag ziet. Wat dat betreft is er enorm veel veranderd, zeker als je bedenkt welke mogelijkheden een dergelijke bedrijfswageninrichting te bieden heeft, gelet op de modulaire systemen, dubbele laadvloeren, dakuitrusting en extra verlichting. Kortom, het is nog nooit zo makkelijk geweest om een bedrijfswagen op een efficiënte en overzichtelijke manier in te richten!
Massaproductie
In 1908 stelde de Amerikaan Henry Ford voor om auto’s ‘en masse’ te produceren waarbij een kleinere winstmarge werd berekend. Zo is het hebben van een auto gaandeweg gemeengoed geworden. Er werden in die tijd veel Ford T-modellen verkocht. De auto’s werden gebouwd met behulp van een lopende band en door middel van een effectieve manier van werken waardoor de productietijd verminderd werd. Een Ford T kostte aanvankelijk 2500 dollar, maar de prijs ging omlaag naar 260 dollar toen er eenmaal voor deze effectieve productieprocedure werd gekozen.
Europese modellen
Maar ook autoproducenten uit andere landen stonden niet stil. In Frankrijk zorgde de Citroën Type A tussen 1919 en 1926 voor een doorbraak. Ingenieur André Citroën, die tijdens de Eerste Wereldoorlog bommen produceerde, schakelde na de oorlog over op het bouwen van auto’s die aan de lopende band werden geproduceerd. In 1921 kwamen er ook andere modellen op de markt. In 1924 kwam Duitsland met de Opel 4PS, een concept van Fritz von Opel. Er was destijds een enorme vraag naar deze auto en het model werd iedere keer aangepast en geoptimaliseerd. In 1931 kreeg de auto een andere naam, namelijk de Opel 1,2 Liter en vanaf 1937 werd het de befaamde Opel Kadett. In 1936 verscheen in Italië de Fiat 500 die we nu nog steeds kennen. Deze ‘Topolino’ was goedkoop en werd daardoor heel snel populair.
De bekende Kever
In de jaren dertig van de 20e eeuw werd ingenieur Ferdinand Porsche door Hitler gevraagd om een betrouwbare en betaalbare auto te bouwen. Pas na de Tweede Wereldoorlog zou de productie van deze Kever echt op gang komen. In 1955 werd het miljoenste exemplaar geproduceerd. In 1972 was de Kever de bestverkochte auto en stootte daarmee de Ford T van de eerste plaats.
Met behulp van innovatieve productietechnieken en nieuwe ideeën groeiden de voormalige automobielen uiteindelijk uit tot de voertuigen zoals we die tegenwoordig kennen. De ontwikkelingen staan echter nooit stil en iedere keer komen er weer nieuwe automodellen op de markt. De hybride auto is hier een goed voorbeeld van.