Het leven in de negentiende eeuw

Vaak hoort men de uitdrukking ‘die goeie ouwe tijd’. Maar was die ouwe tijd wel zo goed?

Mensen hadden in de negentiende eeuw heel wat minder ‘entertainment’ mogelijkheden: de radio bestond nog niet, de tv moest nog uitgevonden worden en van het internet en sociale mediakanalen was al helemaal nog geen sprake. Mensen hadden destijds echter wel meer sociaal contact. Buren kwamen vaker bij elkaar langs om nieuwtjes uit te wisselen en velen zochten hun vertier in lokale kroegen. Zoals we leren op de site was het trouwens in de negentiende eeuw dat de typische bruine kroegen ontstonden. In dit opzicht was het inderdaad de ‘goeie ouwe tijd’.

Toch was vroeger niet alles beter. Vooral op het platteland, in de dorpen en in de arme wijken van de stad was het leven veel harder. Er moest intens en hard gewerkt worden en ondanks de komst van de industriële revolutie die heel wat nieuwigheden met zich meebracht, leefden heel wat gezinnen armoede. Mannen draaiden lange dagen op het platteland of in de fabriek, vrouwen bleven meestal thuis om voor hun kroostrijke gezin te zorgen. En met het salaris van één persoon een groot gezin onderhouden was dan ook vaak een hele opgave. Op het platteland leefde men vooral van gewassen die men zelf teelde en van het vee dat men zelf grootbracht. Gezinnen die geen eigen boerderij hadden, hadden het vaak veel moeilijker om aan voldoende levensmiddelen te geraken. Arbeiders en loonwerkers moesten dus creatief omgaan met het weinige voedsel dat ze hadden.

In de negentiende eeuw aten mensen over het algemeen maar twee keer per dag en ze aten heel eenzijdig. Aardappelen waren het hoofdbestanddeel van het middagmaal en ’s avonds werd meestal een broodmaaltijd gegeten. Het brood werd vaak zelf gebakken en werd belegd met boter, vet, reuzel of koude aardappelen. Een dagelijkse portie vlees of kaas was in de negentiende eeuw alleen maar voor de rijken weggelegd.

De adel en de gegoede families konden zich meer en gevarieerder voedsel veroorloven. Hun maaltijden waren vaak overvloedig en hun tafels waren altijd goed gevuld met zowel voorgerechten, hoofdgerechten en exclusieve nagerechten. Als dessert werd er vaak fruit en zoetigheid gegeten, en taarten waren een bijzonder populair nagerecht.

Vandaag de dag kun je Je Eigen Taart ontwerpen, maar in de negentiende eeuw was het de kokkin in de rijke families die deze taarten bakte en deze desserts maakte. Zo’n ervaren kokkin kon best wel prachtige taarten en overheerlijk gebak tevoorschijn toveren. Toen de suiker op het einde van de negentiende eeuw in prijs daalde werd er af en toe ook in de middenklasse eens een taart gebakken. Toch bleef er een wat vreemde regel gelden betreffende het eten van suiker: hoe hoger de status van een bepaalde persoon, hoe meer suiker die mocht eten.

kheera