Het proces dat ervoor zorgt dat landen hun machtspositie willen uitbreiden naar andere delen van de wereld noemt men ‘imperialisme’. Dit doet men door bepaalde gebieden aan te vallen, te overmeesteren en te domineren. In tegenstelling tot het kolonialisme, waarbij het veroveren van gebieden enkel economische doeleinden heeft, gaat het er bij het imperialisme voornamelijk om de eigen politiek en cultuur op te dringen. Er wordt dus op een geforceerde manier heerschappij over een bevolking afgedwongen.
Al vanaf het einde van de vijftiende eeuw kon er binnen Europa al een uitbreiding gesignaleerd worden. Doordat Europa op militair, economisch en technisch vlak een flink overwicht had, nam dit continent meer en meer de leiding. Afwisselende motieven, zoals religie, economie en wetenschap dreven de Europeanen tot hun imperialistische daden. Dit leidde in de eeuwen hierna tot de kolonisering van tal van mondiale gebieden.
Vanaf het begin van de negentiende eeuw was er van deze koloniën echter niet veel meer over. Niet zozeer door het terugwinnen van de autonomie door de oorspronkelijke bewoners, maar doordat de Europese kolonisten zichzelf gingen afzetten tegen hun moederlanden. De vaart waarmee koloniën zich uitbreidden vertraagde sterk en de imperialisten gingen zich beperken tot enkel nog het stichten van handelskoloniën in kustgebieden.