Als tegenreactie op de romantiek ontwikkelde zich de kunststroming het realisme. Deze stroming uitte zich voornamelijk in beeldende kunst en literatuur. Binnen het realisme, de naam verraadt het al, was hoofdzakelijk de maatschappelijke werkelijkheid het uitgangspunt. De barbaarse omstandigheden waarin een grote groep van de bevolking leefde, werden onverbloemd weergegeven. Een belangrijk uitgangspunt van het realisme was de uitspraak van Charles Baudelaire. Hij zei: “Je moet in je eigen tijd staan.”
Onder verschillende schilders rees er rond het midden van de negentiende eeuw een sterk verzet tegen zowel de gereserveerde stijl van het (neo)classicisme, alsmede de overdadige aanpak van de romantiek. Schilders begonnen de alledaagse gebeurtenissen van de gewone man af te beelden als onverbloemde weergaven van de rauwe werkelijkheid. Denk aan arbeiders die op het land hard aan het zwoegen zijn, een moeder welke de wekelijkse was meezeult naar de wasplaats of een stel bezwete havenarbeiders.
De stijl waarin geschilderd werd was echter wel vergelijkbaar met de stijl van de romantiek. Er werden veel aardetinten gebruikt en realistische kleuren en verhoudingen. Alles moest immers zo realistisch mogelijk weergegeven worden. Nog een typerende uiting van het realisme, was het afbeelden van oksel- en schaamhaar bij naaktportretten. Dit stuitte echter op grote weerstand bij critici. Zij waren van mening dat realisten zich veel te veel richtten op alles wat wanstaltig en onesthetisch was. De realisten zelf zagen zichzelf echter meer als verslaggevers van de ongeïdealiseerde werkelijkheid, terwijl zij ondertussen sterk verlangden naar een romantische werkelijkheid, zonder industrialisatie. Een aantal vooraanstaande schilders van het realisme waren Gustave Courbet als oprichter van de kunststroming, Charles-François Daubigny, Thomas Couture, Jean-Baptiste Corot, Honoré Daumier, Théodore Rousseau en Édouard Manet.